22 september 2025
EBEO 2.0: lancering betaversie in oktober
Op 1 oktober wordt een eerste, voorlopige versie opgeleverd van EBEO 2.0 (Ecologische BEOordeling). Waterbeheerders krijgen met deze methodiek inzicht in de ecologische toestand van hun wateren, aan de hand van de erin voorkomende soorten. De methodiek geeft aan de hand van de milieu- en habitatvoorkeuren van deze soorten ook inzicht in de vraag waarom de toestand is zoals die is (diagnose). Daarmee geeft het goede handvatten voor het nemen van de juiste, kosteneffectieve verbetermaatregelen en voor het beoordelen van de effectiviteit van genomen maatregelen.
Bas van der Wal van STOWA is erg blij dat er op 1 oktober een betaversie wordt gepresenteerd. De methodiek is het afgelopen jaar in verscheidende Living Labs – gebieden met uiteenlopende watertypen – ontwikkeld. Ik heb grote verwachtingen van het vervolg.” Hoe ziet dat vervolg eruit? Na oplevering wordt de methodiek eerst getoetst door een selecte groep waterbeheerders die betrokken waren bij de Living Labs. Op basis van hun bevindingen, kunnen er mogelijk nog aanpassingen worden gedaan. In januari en februari 2026 gaat het projectteam de regio in. In regionale sessies kunnen waterbeheerders hands on met de methodiek en datasets voor hun eigen watertypen aan de gang.
Het is de bedoeling dat er voor de zomer van 2026, mede op basis van de bevindingen uit de regiosessies, een eerste voldragen versie wordt gelanceerd. Daarna wil STOWA de methodiek breed gaan uitrollen. Daarvoor wordt een opleidingstraject ontworpen en zal een symposium worden georganiseerd. Bas van der Wal: “We willen heel graag dat deze nieuwe methodiek, net als de Ecologische Sleutelfactoren, de vanzelfsprekende en geaccepteerde standaard wordt voor ecologische toestandsbepaling en diagnose. En dat het systeem wordt toegepast voor het in beeld brengen van ecologische knelpunten in komende stroomgebiedsbeheerplannen.”
Meer informatie uit monitoringdata
Wat maakt de nieuwe methodiek nu zo bijzonder? Van der Wal: “Door te kijken naar de samenstelling van de soorten en wat die soorten zeggen over het milieu en habitat waarin ze voorkomen, krijgen we een uitstekend beeld van alle drukken op het systeem. Dus niet alleen van de drukken zoals die zijn weergegeven in de negen sleutelfactoren. We brengen hiermee eigenlijk veel meer mogelijke (combinaties) van drukken/knelpunten in beeld. In totaal ongeveer vijfentwintig. Van eutrofiëring en droogval, tot verslibbing, verzuring en toxiciteit. Met deze methodiek halen we dus veel meer informatie uit de monitoringdata die waterschappen jaar in jaar uit verzamelen. Daarbij zijn vooral de soorten van belang die strikte voorwaarden scheppen aan hun aanwezigheid. Juist hun aan- of afwezigheid ergens geeft heel veel informatie over de ecologische waterkwaliteit ter plekke.”
Meerdere componenten
De EBEO methodiek bestaat in feite uit meerdere componenten. Om te beginnen de monitoringdata van de waterschappen. Deze data worden vergeleken met een binnen het project ontwikkelde ecologische database. Daarin zijn van zo’n 16.000 waterorganismen de milieu- en habitatvoorkeuren vastgelegd. Deze informatie vormt input voor een ecologische beoordeling. Dat gebeurt met een met andere soortgroepen verrijkte versie van de Macrofauna Knelpunten Analyse Tool van WEnR. Hierbij wordt duidelijk wat voor het gemonitorde watertype de belangrijkste knelpunten zijn. Dit wordt visueel gerepresenteerd door een radarplot. De wijzen waarop gerapporteerd kan worden, kunnen waterbeheerders kiezen: per knelpunt en per beheeropgave, per doelgroep, per gebied of traject of in verloop van in de tijd. Van der Wal: “Ik ben erg blij dat we voor uiteenlopende doelgroepen een visuele representatie kunnen geven van de beoordeling in plaats van een weinigzeggende EKR-score. Maar ook hier blijft wel vaak de toelichting van een expert nodig.”
Van der Wal benadrukt tot slot het belang van goede bemonstering: “Voor het verkrijgen van robuuste resultaten met de methodiek is het heel belangrijk dat je meet op representatieve locaties, met de juiste frequentie en op de juiste tijdstippen in het jaar. Daar zullen we bij de waterschappers dan ook nadrukkelijk de aandacht op vestigen.”