Skip to main content Skip to main nav

6 mei 2025

Hoe houden we de bever onder controle? Nieuwe inzichten tijdens bever demodag

Welke technieken zijn er beschikbaar om beverholen op te sporen? En hoe kunnen waterschappen de schade die bevers aanrichten voorkomen en herstellen? Deze vragen stonden centraal op 24 april, tijdens de demodag ‘Opsporing van bevers en preventie tegen graverij’. De dag werd gehouden in het bezoekerscentrum van het Biesbosch MuseumEiland in Werkendam.

Hoe zat het ook alweer? In 1988 werd de bever succesvol uitgezet in de Biesbosch. Daarvoor was hij meer dan 150 jaar weggeweest in ons land. De laatste bever werd in 1825 bij Zalk in Overijssel gedood om zijn pels en vlees, staat er op een informatiebord in het bezoekerscentrum. Inmiddels leven er naar schatting weer zo’n zesduizend bevers in ons land. Zet deze groei door, dan kunnen het er in 2030 ongeveer tienduizend zijn. Mooi, maar de opmars van de bever heeft ook een schaduwzijde. Want soms veroorzaakt hij met zijn graafactiviteiten flinke schade aan dijken, spoortaluds en andere vitale infrastructuur. De vraag is dan ook hoe we veilig en duurzaam kunnen samenleven met de bever. In de Biesbosch lieten neer dan 100 medewerkers van waterschappen, verantwoordelijk voor het opsporen van bevers en andere gravers zoals muskusratten, zich informeren over de nieuwste technieken om bevers op te sporen en te weren. Zeventien bedrijven presenteerden in stands en buitendemonstraties hun technieken, variërend van sonarsystemen, grondradars en DNA-onderzoek tot afweermiddelen en graafwerende rasters. 

Onder leiding van dagvoorzitters Oscar van Dam, programmamanager Waterveiligheid bij STOWA, en graverijregisseur STOWA Hanneke Kloosterboer, in het dagelijks leven beleidsadviseur waterveiligheid bij Waterschap Aa en Maas, bespraken verschillende sprekers de gevolgen van de snelgroeiende beverpopulatie in ons land. Bevers kunnen per nacht zo’n acht tot tien meter in een dijk graven, wat de stabiliteit in gevaar brengt. Ze graven ook onder wegen en spoorrails die hierdoor kunnen verzakken. Verder knagen ze graag aan zachte houtsoorten, zoals wilgen en populieren, die gemakkelijk zijn te vellen. 

Inspecties 

Regelmatige inspecties bij dijken zijn essentieel om de beverholen en de ondergrondse gangenstelsels op te sporen, benadrukte Kees Schep, coördinator bevermanagement van Waterschap Rivierenland. “Dat klopt, want we weten nu niet waar ze precies zitten”, merkte een van de deelnemers op. Medewerkers van Waterschap Rivierenland inspecteren twee keer per jaar alle watergangen in het gebied op sporen van bevers en andere gravers, zoals muskus- en beverratten. Ze zoeken onder meer naar keutels, afgeknaagde takken en glijsporen langs de oevers. Beverpatrouilles voeren de inspecties uit met boten, kano’s en quads, ongeacht de weersomstandigheden.  

De inspecteurs gaan ook het water in, gekleed in waadpakken. De ingangen van de holen bevinden zich vaak net onder water aan steile oevers. “Door voorzichtig met je voet in het water te trappen of te voelen, kun je een opening vinden”, vertelde Wijnand Evers, dijkbeheerder bij Waterschap Drents Overijsselse Delta. Daarnaast maakt hij gebruik van een warmtebeeldkijker en een onderwatersonar, hoewel deze laatste niet werkt bij veel drijfvuil. Tijdens hoog water controleert het waterschap extra intensief op graafschade. Dan verlaten de bevers de uiterwaarden en zoeken ze hogere plekken op, zoals bomen en dijken. 

Om de ingangen van holen in dijken te dichten, worden onder meer zandzakken gebruikt. Deze dekken echter vaak niet de ingang volledig af. Andere middelen, zoals opblaasbare rioolafsluiters, bleken onvoldoende effectief. Zakken met zwelkleikorrels, die uitzetten bij contact met water, leveren de beste resultaten op. Toch blijft de bever vindingrijk en graaft hij vaak nieuwe openingen.

Preventie en herstel

Jan van der Baan, toezichthouder bij Waterschap Hollandse Delta, zette de voor- en nadelen van preventieve maatregelen uiteen. Stalen damwanden zijn kostbaar, kunnen het natuurlijke karakter van watergangen aantasten en de migratie van dieren zoals vissen en amfibieën blokkeren. Kunststof gaas werkt goed, maar is duur en lastig toe te passen als dijken later versterkt moeten worden. Schapengaas wordt afgeraden, omdat bevers erin verstrikt kunnen raken en kunnen overlijden. Om bevers preventief uit hun dijken te weren, kunnen waterschappen schrikdraad en afweermiddelen inzetten, zoals Wobra en Tupoleum.  

Samenleven met de bever 

Ronald Wolters, beleidsadviseur waterveiligheid bij Waterschap Aa en Maas, benadrukte dat acceptatie van de bever ook een deel van de oplossing kan zijn.  Waterschappen kunnen gebieden minder aantrekkelijk maken voor bevers door bijvoorbeeld bomen te kappen, oevers te verondiepen, begroeiing te verwijderen of de ligging van de teensloot aan te passen. Daarnaast kunnen alternatieven worden geboden, zoals hoogwatervluchtplaatsen. In februari 2025 werd bij Oijen (Brabant) de eerste drijvende hoogwatervluchtplaats voor bevers geplaatst. Inmiddels zijn hier meerdere dieren waargenomen. 

Lidewij Disbergen, projectleider bever bij de Zoogdiervereniging, vertelde over het onderzoek naar het gedrag van bevers bij hoog water. Door gebrek aan data is het lastig een goede risicoanalyse te maken. Daarom worden bevers sinds kort met radiosignalen gevolgd, die –anders dan gps – ook door bodem en water heen gaan. In april 2025 zijn bij Zwolle de eerste bevers van zenders voorzien. “We hebben nu een goed beeld van waar de bevers zich in dit gebied bevinden”, aldus Disbergen. 

Tekst: Adriaan van Hooydonk

STOWA factsheets over dierlijke graverij

Het aantal bevers en dassen in Nederland groeit gestaag. Hun graverij in waterkeringen vormt een risico voor de waterveiligheid. Ook infrastructuur zoals wegen en spoorwegen ondervindt regelmatig schade, met soms flinke problemen als gevolg. Naast dassen en bevers veroorzaken ook andere gravende dieren, zoals konijnen, vossen en muskusratten, schade. Om beheerders op een toegankelijke manier inzicht te geven in het voorkomen en de gevolgen van graverij door verschillende diersoorten, zijn door STOWA per dier afzonderlijke factsheets opgesteld. Deze zijn te bekijken via de tabs. De gehanteerde werkwijze is beschreven in de overkoepelende rapportage.