Skip to main content Skip to main nav

22 november 2021

Wateroverlastnormering tegen het licht gehouden

STOWA en Unie van Waterschappen hebben een inventarisatie uitgevoerd naar de toepassing van de provinciale normering wateroverlast door waterschappen en provincies. De normering komt voort uit de zogenoemde NBW-werknormen. De normering heeft volgens betrokkenen erg geholpen bij het op orde brengen én houden van het regionale watersysteem. Maar de huidige werkwijze blijkt voor inwoners en ondernemers niet altijd navolgbaar en transparant. Ook willen partijen meer ruimte en flexibiliteit om te kunnen anticiperen op klimaatverandering en voor een meer gebiedsgerichte aanpak.

Provincies, waterschappen en ook gemeenten werken actief aan het beperken en voorkomen van verschillende vormen van wateroverlast. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW 2003 en 2008) zijn afspraken gemaakt over het op orde brengen en het op orde houden van het watersysteem. Voor wateroverlast door inundatie vanuit oppervlaktewater zijn NBW-werknormen afgesproken, die op basis van een verplichting in de Waterwet zijn vastgelegd in provinciale verordeningen. De Unie van Waterschappen vroeg zich af of het bestaande stelsel van de provinciale normering wateroverlast transparant en toekomstbestendig is. STOWA gaf daarom opdracht voor een inventarisatie. Daarvoor hebben de onderzoekers vertegenwoordigers van alle waterschappen en enkele provincies geïnterviewd en is een analyse gemaakt van de provinciale verordeningen. Zij hebben ook in beeld gebracht hoe de huidige aanpak zich verhoudt tot klimaatverandering en de toenemende inzet op ruimtelijke adaptatie.

Duidelijkheid

Als kracht van de provinciale normering wateroverlast noemden betrokkenen vaak dat het de zorgplicht van het waterschap afbakent en daarmee duidelijkheid geeft aan belanghebbenden (inwoners en (agrarische) bedrijven) over de bescherming die het waterschap biedt tegen wateroverlast. De provinciale normering zorgt bij de professionals voor continue aandacht voor de kwaliteit van data, informatie en het modelinstrumentarium. Daarnaast wordt de normering gezien als objectieve maat voor de wateropgaven, werkt het volgens de geïnterviewden als instrument waarmee het waterbelang in de ruimtelijke ordening wordt geborgd en fungeert het als onderbouwing van investeringen in het watersysteem.

Grens

Tegelijkertijd blijkt de grens tussen de zorg van de overheid en het restrisico voor belanghebbenden in de praktijk niet altijd duidelijk. De uitgangspunten die voor de toetsing gekozen worden (zoals de frequentie van de toetsing, het maatgevende seizoen, toegepaste klimaatscenario’s, neerslagstatistiek en schaalgrootte) zijn niet altijd transparant en navolgbaar, terwijl ze wel een belangrijke rol spelen bij het beschermingsniveau dat het waterschap nastreeft. Daarnaast ervaren waterbeheerders knelpunten met het huidige stelsel. Deze hebben te maken met klimaatverandering en de zorg dat het aanpassen van het watersysteem aan gebruiksfuncties in de toekomst niet langer houdbaar is. Ook bestaat de wens voor een meer gebiedsgerichte aanpak, waarbij ook andere doelen van belang zijn zoals het beperken van de effecten van droogte, bodemdaling en de zorg voor een goede waterkwaliteit. De provinciale normering met generieke normen op basis van functies lijkt in de huidige vorm onvoldoende ruimte en flexibiliteit te bieden om op deze ontwikkelingen te anticiperen of mee te bewegen.

Volgens de opstellers van het rapport zijn er twee mogelijke sporen die nu bewandeld kunnen worden. De eerste is het huidige stelsel van binnenuit optimaliseren, de tweede is het stelsel als geheel herijken. De onderzoekers adviseren om de ervaringen met de huidige provinciale normering wateroverlast te adresseren en te agenderen bij de Landelijke Beleidstafel Wateroverlast, zodat zij de in het rapport opgetekende ervaringen als bouwsteen kunnen gebruiken voor toekomstbestendige beleidskeuzes.