Skip to main content Skip to main nav

Meetcampagne Biotamonitoring in regionale wateren

Dit rapport bevat de resultaten van de landelijke meetcampagne Biotamonitoring in regionale wateren, waar alle waterschappen aan hebben deelgenomen. Uit de meetcampagne komt naar voren dat het meten van de concentraties chemische stoffen in levende organismen - zgn. biotamonitoring - biologisch gezien een meer relevante parameter is voor een goede waterkwaliteit dan het monitoren van concentraties in het oppervlaktewater. Maar biotamonitoring is wel bewerkelijk.

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel dat in 2027 alle waterlichamen binnen de EU een goede chemische en ecologische toestand hebben bereikt. De chemische waterkwaliteit wordt meestal beoordeeld aan de hand van de concentraties van chemische stoffen in het oppervlaktewater.

Voor sommige stoffen is bij de normstelling echter geconcludeerd dat de doorvergiftingsrisico’s voor predatoren (zoals vogels en zoogdieren) dan wel de mens (bij humane consumptie van wild gevangen dieren) een doorslaggevende rol spelen. Voor dit soort gevallen zijn zogenoemde biotanormen afgeleid: de maximale concentraties van een chemische stof die in levende organismen aanwezig mogen zijn. Deze maken het mogelijk om aanvullend op de monitoring van oppervlakteater ook de gehalten in voedselorganismen te beoordelen.

Waar biotamonitoring in rijkswateren al de nodige jaren plaatsvindt, ontbrak tot nu toe een vergelijkbaar inzicht voor onze regionale waterlichamen. In het najaar van 2020 is daarom door alle 21 regionale waterbeheerders meegedaan aan de meetcampagne Biotamonitoring. Er werden in totaal 23 waterlichamen onderzocht. Naast het verkregen inzicht in de lokale situatie, geven de resultaten een goed beeld van de variatie over Nederland.

De resultaten van de meetcampagne laten voor meerdere stoffen zien dat de belasting van regionale wateren lager is dan die van rijkswateren. Verder resulteert de uitgevoerde biotamonitoring in vergelijking tot de monitoring van de chemie van het oppervlaktewater minder vaak tot normoverschrijdende waterlichamen. Dit verschil wordt deels veroorzaakt doordat de gehalten in organismen niet alleen afhankelijk zijn van de totaal concentratie in het water, maar vooral van de biologische beschikbaarheid hiervan. Dit is de mate waarin de stof daadwerkelijk beschikbaar is voor opname in het organisme. Dit maakt biotamonitoring tot een ecologisch meer relevante parameter. De biologische beschikbaarheid kan verschillen, afhankelijk van een aantal factoren.

Biotamonitoring heeft om bovengenoemde reden volgens de onderzoekers een inhoudelijke meerwaarde, maar ze maken wel een kanttekening. Biotamonitoring is om te beginnen bewerkelijker dan het bemonsteren van oppervlaktewater. Dit soort onderzoek aan vis levert ook verplichtingen op vanuit de Wet op de Dierproeven. De verdere toepassing van biotamonitoring moet daarom zorgvuldig op zijn merites worden beoordeeld, aldus de onderzoekers.