Skip to main content Skip to main nav

Provinciale normering wateroverlast. Hoe toekomstbestendig is de huidige aanpak en werkwijze?

Op verzoek van de Unie van Waterschappen heeft de STOWA een inventarisatie uitgevoerd naar de aanpak van de provinciale normering wateroverlast. Hieruit komt naar voren dat het huidige stelsel van normering geholpen heeft om een grote inhaalslag te maken bij het op orde brengen én houden van het regionale watersysteem. Maar de huidige werkwijze blijkt voor burgers en boeren niet altijd navolgbaar en transparant. Ook wordt meer ruimte en flexibiliteit gevraagd om te kunnen anticiperen en mee te bewegen met klimaatverandering en een meer gebiedsgerichte aanpak.

Wateroverlast is niet nieuw. Provincies, waterschappen en ook gemeenten werken actief aan het beperken en voorkomen van verschillende vormen van wateroverlast. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW 2003 en 2008) zijn afspraken gemaakt over het op orde brengen en het op orde houden van het watersysteem. Voor wateroverlast door inundatie vanuit oppervlaktewater zijn normen afgesproken, die op basis van een verplichting in de Waterwet zijn vastgelegd in provinciale verordeningen.

De themagroep Wateroverlast van de Unie van Waterschappen heeft zich de vraag gesteld in hoeverre het bestaande stelsel van de provinciale normering wateroverlast transparant en toekomstbestendig is. Deze vraag is door de commissie Wateroverlast van de STOWA opgepakt. Het resultaat is vervat in dit rapport.

Voor het rapport zijn alle waterschappen en enkele provincies geïnterviewd en is een analyse gemaakt van de provinciale verordeningen. Hierbij is ook in beeld gebracht hoe de huidige aanpak zich verhoudt tot klimaatverandering en de toenemende inzet op ruimtelijke adaptatie. Dit heeft geleid tot een overzicht van de sterke punten en aandachtspunten van het huidige normeringsstelsel.

Als kracht van de provinciale normering wateroverlast wordt ervaren dat het de zorgplicht van het waterschap afbakent en daarmee duidelijkheid geeft aan belanghebbenden (inwo- ners en (agrarische) bedrijven) over de bescherming die het waterschap biedt tegen wateroverlast. De provinciale normering zorgt bij de professionals voor continue aandacht voor de kwaliteit van data, informatie en het modelinstrumentarium. Daarnaast wordt de normering gezien als objectieve maat voor de wateropgaven, werkt het als instrument waarmee het waterbelang in de ruimtelijke ordening wordt geborgd en fungeert het als onderbouwing van investeringen in het watersysteem.

Tegelijkertijd blijkt de grens tussen de zorg van de overheid en het restrisico voor belangheb- benden in de praktijk niet altijd. De uitgangspunten die voor de toetsing gekozen worden (o.a. de frequentie van de toetsing, het maatgevende seizoen, toegepaste klimaatscenario’s, neerslagstatistiek en schaalgrootte) zijn niet altijd transparant en navolgbaar, terwijl ze een belangrijke rol spelen bij het beschermingsniveau dat het waterschap nastreeft. Daarnaast worden door de waterbeheerders knelpunten ervaren met het huidige stelsel. Deze zijn te relateren aan klimaatverandering en de zorg dat het aanpassen van het watersysteem in de toekomst niet langer haalbaar is. Bij de provinciale normering wateroverlast is het aanpassen van het watersysteem aan het landgebruik namelijk het uitgangspunt. Ook bestaat de wens voor een meer gebiedsgerichte aanpak, waarbij ook andere doelen van belang zijn zoals het beperken van de effecten van droogte, bodemdaling en de zorg voor een goede waterkwaliteit. De provinciale normering met generieke normen op basis van functies blijkt in de huidige vorm onvoldoende ruimte en flexibiliteit te bieden om op deze ontwikkelingen te anticiperen of mee te bewegen.

Volgens de opstellers van het rapport zijn er twee mogelijke sporen: het huidige stelsel van binnenuit optimaliseren of het stelsel als geheel herijken. Het advies is om de ervaringen met de huidige provinciale normering wateroverlast te adresseren en te agenderen bij de Landelijke Beleidstafel Wateroverlast, zodat zij deze als bouwsteen kan gebruiken voor toekomstbestendige beleidskeuzes.