Skip to main content Skip to main nav

Toxiciteit van Nederlands Oppervlaktewater in de jaren 2013-2018

In dit rapport is voor bijna 86 honderd locaties in Nederland (periode 2013-2018) de toxische druk bepaald, dat wil zeggen: het gezamenlijk effect dat álle aangetroffen stoffen in interactie met elkaar hebben op het leven in en rond het water. Met de uitgevoerde analyse kunnen waterbeheerders hun maatregelen beter prioriteren (op welke locaties?) en beter richten (op welke stofgroepen?). Ook kunnen ze hiermee het effect van genomen maatregelen veel beter monitoren: is er sprake van toe- of afname van de toxische druk?

De chemische waterkwaliteit wordt op dit ogenblik nog vooral beoordeeld aan de hand van vastgestelde normen voor afzonderlijke stoffen. Als de concentratie van een stof onder de norm blijft, is de kans zeer klein dat die stof een belemmering vormt voor de gezondheid van de mens of het aquatisch ecosysteem. Dit geeft een eenduidige beoordeling van individuele stoffen. Maar er zijn voor slechts ca. 200 stoffen normen, terwijl er ongeveer 150.000 kunnen voorkomen. De werkelijke giftigheid - en de mogelijk daaruit voortkomende effecten op het waterleven - wordt niet bepaald door die 200 afzonderlijk getoetste stoffen, maar door het gezamenlijk effect van álle stoffen in interactie met elkaar.

In dit onderzoek is dit manco geadresseerd door gebruik te maken van het begrip toxische druk. Dit begrip wordt zowel nationaal als internationaal in toenemende mate en op meerdere beleidsvelden gebruikt om na te gaan of aanwezige milieuverontreinigende stoffen een belemmering vormen voor het behalen, behouden dan wel herstellen van een goede ecologische toestand. De toxische druk is geanalyseerd voor 8591 locaties in Nederland waar de waterbeheerders gedurende de periode 2013-2018 chemische monitoring van het oppervlaktewater hebben uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van het binnen de Kennisimpuls Waterkwaliteit doorontwikkelde instrument ESFTox 2.0. STOWA heeft hiervoor in 2016 reeds de basis gelegd (versie 1.0).

De resultaten laten zien dat de toxische druk tussen locaties sterk kan verschillen en tevens dat de stoffen die dit effect veroorzaken, ook tussen locaties verschillen. De resultaten laten verder zien dat de aquatische levensgemeenschappen in de helft van alle onderzochte locaties in enigerlei mate worden belemmerd door de (berekende) toxische druk. Voor 12 procent van de locaties zal deze belemmering zich vooral uiten in een vertraagde groei of afgenomen reproductie, terwijl bij de andere 38 procent ook het vóórkomen van soorten en daarmee de diversiteit van de aquatische levensgemeenschap wordt beperkt. De stoffen die dit effect veroor- zaken variëren over Nederland, maar zijn meestal een samenspel van ammonium, metalen, PAK’s en vooral gewasbeschermingsmiddelen.

De in dit rapport getoonde uitkomsten zijn een bevestiging van de resultaten
van recent Europees onderzoek, waarbij mengsels van stoffen een duidelijke belemmering bleken te zijn bij het kunnen behouden of herstellen van een goede waterkwaliteit. Gezamenlijk illustreren deze resultaten het feit dat toxiciteit van oppervlaktewater - naast bijvoorbeeld nutriënten - een belangrijke sleutelfactor vorm in watersysteemanalyses. Een verdere verdieping en regionalisering van deze analyses gericht op de relaties met emissies, landgebruik of temporele trends kan volgens de onderzoekers bijdragen aan het vaststellen van (kosten)effectieve maatregelen.