Skip to main content Skip to main nav

Verkenning belang emissieroute riolering voor organische microverontreinigingen

Dit rapport doet verslag van een onderzoek om inzicht te verkrijgen in de emissies van organische microverontreinigingen vanuit riooloverstorten en uitlaten naar het oppervlaktewater, afgezet tegen de emissies vanuit andere bronnen, zoals rwzi’s. Op basis van dit eerste inzicht kan de programmacommissie Waterketen een goed onderbouwde keuze maken voor eventueel gericht praktijkonderzoek, bestaande uit gecontroleerde monstername en labanalyse.

De mogelijke risico’s van opkomende stoffen zoals geneesmiddelen en personal care products (PCP’s) voor aquatische systemen staan op het moment erg in de belangstelling. Zo is deze groep van stoffen een belangrijk speerpunt in de huidige Delta-aanpak Zoetwater en Waterkwaliteit van het ministerie van I&M en de Kennisimpuls waterkwaliteit die hier onderdeel van uitmaakt. Omdat de mens de belangrijkste bron van deze groep van stoffen is, worden  rioolwaterzuiveringen logischerwijs ook als belangrijkste emissiebron gezien. Uit analyses blijkt dat de verwijdering van dit soort stoffen op rwzi's erg kan verschillen en afhankelijk is van de fysisch-chemische eigenschappen van de stof.

Hoewel de lozingsroute van het grootste deel van deze stoffen via rwzi's loopt, wordt een deel rechtstreeks geloosd via overstorten van gemengde rioolstelsel en - door de aanwezige foutaansluitingen - ook via regenwateruitlaten. Daarnaast komt een deel van de organische microverontreinigingen, zoals pesticiden en schimmelwerende stoffen uit verf, vrij via afstromend hemelwater en zo uiteindelijk ook via regenwateruitlaten, riooloverstorten en de rwzi in het oppervlaktewater.

Uit recent buitenlands onderzoek blijkt dat water uit hemelwateruitlaten een groot scala aan organische microverontreinigingen kan bevatten, en dat voor een aantal stoffen regenwateruitlaten een belangrijkere emissiebron kunnen zijn dan rwzi's. Dit geldt vooral voor stoffen die goed verwijderd worden op de rwzi.

Het onderzoek op dit gebied dat tot nu toe is uitgevoerd, is afkomstig uit ons omringende landen, zoals Duitsland, Frankrijk en Denemarken. Over de emissies van organische microverontreinigingen vanuit overstorten en uitlaten in Nederland is nauwelijks iets bekend. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat bij gemengde rioolstelsels in Nederland jaarlijks ongeveer  zeven procent van het regenwater overstort, terwijl dit in Duitsland ongeveer vijftig procent is. Dit betekent nogal wat voor de relatieve bijdrage aan de totale emissie.

Om een goede afweging in eventueel te nemen emissiereducerende maatregelen te kunnen maken, is het belangrijk inzicht te hebben in de relatieve emissies via verschillende bronnen. Op basis van het ind it reerste apport gepresenteerde inzicht kan de programmacommissie Waterketen van STOWA een goed onderbouwde keuze maken voor eventueel gericht praktijkonderzoek, bestaande uit gecontroleerde monsternames en labanalyses.