Biocops
Het inzetten van bladvlooien, mijten en snuitkevers helpt mogelijk bij het beheersen van exotische woekerplanten zoals de Japanse duizendknoop, Watercrassula en Grote waternavel. De beheersing en bestrijding van deze invasieve exoten is erg lastig. Ze woekeren door het ontbreken van natuurlijke vijanden, of door gunstige klimatologische omstandigheden. In het project Biocops wordt de komende jaren op verschillende plekken in Nederland onderzoek gedaan met biologische beheersing.
Projectcode |
443.514 |
Uitvoerders |
CABI, Koppert, Universiteit Leiden |
Thema |
Diversen, Diversen |
Startdatum |
|
Einddatum |
|
De Japanse duizendknoop, Watercrassula en de Grote waternavel bezorgen waterschappen de nodige problemen. De Japanse duizendknoop verdrijft op dijken en kaden andere vegetatie en tast daarmee de erosiebestendigheid van de dijkbekleding aan. De plant kan ook schade toebrengen aan andere infrastructuur en de biodiversiteit bedreigen. Watercrassula en Grote Waternavel kunnen watergangen dichtgroeien, waardoor de wateraan- en afvoer wordt belemmerd, inheemse planten en waterdieren worden verdrongen en de waterkwaliteit verslechtert. Vandaar dat ook waterschappen meedoen met dit onderzoek.
in het Verenigd Koninkrijk doet CABI, een onafhankelijk instituut dat gespecialiseerd is in onderzoek naar biologische beheersing, al meer dan tien jaar onderzoek naar beheersing van invasieve exotische plantensoorten via de inzet van specifieke natuurlijke vijanden uit het oorspronkelijke verspreidingsgebied van deze planten. Daarbij richten ze zich ze zowel op de veiligheid als op de effectiviteit van deze biologische manier van beheersing. Ze werken onder andere aan een specifieke galmijt (Aculus helmsi) tegen Watercrassula, een specifieke snuitkever (Lisonotus elongatus) tegen Grote waternavel en een specifieke bladvlo (Aphalara itadori) tegen Aziatische duizendknopen.
Mede op basis van de resultaten van de CABI-onderzoeken, wordt onderzocht of het inzetten van deze biologische beheersers tegen dezelfde invasieve plantensoorten ook in Nederland kans van slagen heeft. Het onderzoek met de galmijt en de snuitkever zien nieuw in Nederland, het onderzoek met de bladvlo is een vervolg op eerder veldonderzoek in Nederland.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft vergunningen afgegeven voor het loslaten van deze drie biologische beheersers in de natuur. Voordat de vergunningen werd afgegeven, is onder andere eerst uitvoerig getest of de biologische beheersers alleen de doelsoorten aanpakken, en geen schade aanrichten aan Nederlandse inheemse plantensoorten.
Japanse duizendknoop: bladvlo
Bij het vervolgonderzoek naar biologische beheersing van de Japanse duizendknoop wordt de Japanse bladvlo (Aphalara itadori) op een andere manier ingezet dan bij eerder onderzoek. Bij de proeven die in het kader van dit eerdere onderzoek werden uitgevoerd, bleek dat de populatie bladvlooien niet genoeg toenam om serieuze schade te veroorzaken aan de duizendknoop. Wel bleek dat de bladvlo schade toebracht aan de jonge scheuten van de planten. > Lees meer over dit onderzoek
Het vervolgonderzoek bekijkt of een gerichte inzet mogelijk is, waarbij de bladvlo pas wordt uitgezet nadat de wortels en uitlopers van de Japanse duizendknoop zijn verwijderd door middel van het ‘uitrieken’. Hierbij worden het groen en de bovenste worteldelen van de plant zoveel mogelijk verwijderd en afgevoerd. Zo wordt de hergroei van de plant bij de wortel aangepakt. De onderzoekers hopen dat de bladvlo op deze manier helpt het nazorgtraject korter te maken, of dat beheerders minder vaak terug hoeven keren om hergroeide duizendknoopplanten uit te trekken.
Watercrassula: galmijt
Uit eerder veldonderzoek in Groot-Brittannië, uitgevoerd door CABI, is gebleken dat de galmijt Aculus crassulae tegen Wwatercrassula er kan overleven en zich kan verspreiden. Het Nederlandse onderzoek dat gestart is, wil bekijken of dat ook hier het geval is. Daarvoor wordt de galmijt in de zomer op twee proeflocaties in Nederland uitgezet en wordt gemonitord of de galmijt in Nederland kan overwinteren, zich kan voortplanten en verspreiden. Ook worden eventuele neveneffecten vastgelegd.
De galmijt is een heel klein organisme dat in watercrassulaplanten leeft. Omdat de mijten zoals A. crassulae heel klein en kwetsbaar zijn, worden ze niet zelfstandig los te laten. In plaats daarvan worden planten waarop de mijten al leven, in het veld uitgezet. Vanaf die planten kunnen mijten zich verder verspreiden naar andere watercrassulaplanten. Daarom zijn watercrassulaplanten van twee proeflocaties in Nederland verzameld en naar CABI gebracht. Daar zijn de planten in het laboratorium opgekweekt en zijn er crassulamijten op gezet. De planten, met de mijten erop, worden daarna veilig teruggebracht naar Nederland. Elke plant gaat terug naar de plek waar hij vandaan komt. De planten van verschillende locaties worden dus apart gehouden.
Grote waternavel: snuitkever
Uit eerder veldonderzoek in Groot-Brittannië van CABI, is gebleken dat de snuitkever Listronotus elongatus tegen grote waternavel er kan overleven en zich kan verspreiden. Het Nederlandse onderzoek moet antwoord geven op de vraag of dat hier ook het geval is. Net als bij de galmijt tegen watercrassula wordt gemonitord of de snuitkever in Nederland kan overwinteren, zich kan voortplanten en verspreiden, en worden eventuele neveneffecten vastgelegd. Daarvoor wordt de snuitkever losgelaten.
De onderzoekers willen in dit onderzoek ook aan waterbeheerders, beleidsmakers en het brede publiek laten zien wat biologische beheersing inhoudt en wat het kan betekenen voor de beheersing van invasieve exoten.