Skip to main content Skip to main nav

Effect van toepassing van vergaande zuiveringstechnieken op de aanwezigheid van antibioticaresistentie

In dit project wordt nader onderzocht in hoeverre de toepassing van zuiveringstechnieken voor vergaande verwijdering van microverontreinigingen effect heeft op de aanwezigheid van antibioticaresistente bacteriën en genen. Dit onderzoek richt op de effectiviteit van uiteenlopende bestaande en te ontwikkelen technieken, niet op het algemeen voorkomen van resistente bacteriën en genen.

Het veelvuldig gebruik van antibiotica in de gezondheidszorg en in de veehouderij leidt tot de ontwikkeling van bacteriën die niet meer op antibiotica reageren. Deze bacteriën noemen we antibioticaresistent. Resistente bacteriën zijn o.a. aanwezig bij patiënten in ziekenhuizen, bij de algemene bevolking, bij vee en bij huisdieren. Antibioticaresistente bacteriën komen daardoor ook voor in rioolwater. Rwzi’s zijn onvoldoende in staat om deze te verwijderen, waardoor rwzi- effluenten een belangrijke bron zijn van antibioticaresistente bacteriën en genen in het oppervlaktewater. Daarnaast kunnen overstortingen uit het riool zorgen dat deze bacteriën en genen in het oppervlaktewater terechtkomen. Geavanceerde zuiveringstechnieken kunnen resistente bacteriën en genen mogelijk (gedeeltelijk) verwijderen. Dit is relevant omdat mensen kunnen worden blootgesteld aan antibioticaresistente bacteriën in met effluent verontreinigd oppervlaktewater, zoals tijdens recreatie, irrigatie of via voedsel.

Recent is er veel aandacht voor het verwijderen van organische microverontreinigingen (micro’s), waaronder medicijnresten, uit afvalwater, onder ander binnen de ‘Ketenaanpak medicijnresten’, ondersteund door het ministerie van IenW en door STOWA. Hiervoor worden innovatieve geavanceerde technieken op dit moment getest in kleinschalige pilotprojecten binnen het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater IPMV. Daarnaast worden bestaande bewezen technieken zoals ozonbehandeling of poederkool (PACAS) op grotere schaal getest en geoptimaliseerd in demonstratie-installaties in een speciaal versnellingsprogramma.

In deze pilots en demo’s wordt tot op heden zeer beperkt kennis vergaard over de mogelijke verwijdering van resistente bacteriën en genen. Maar er zijn sterke aanwijzingen dat een aantal van de verwijderingstechnieken ook ingezet kunnen worden voor verwijdering van resistente genen bacteriën en genen. Hierbij zal oxidatie naar verwachting meer effect hebben dan actief kool adsorptie. De bestaande veldstudies zijn echter meestal beperkt tot één kleinschalige (lab)installatie, één procesinstelling en één type afvalwater, en een bepaalde vorm van resistentie. De resultaten van de verwijderingsefficiëntie van resistente bacteriën en E. coli (indicator bacteriële pathogenen) in de verschillende typen installaties zijn daarom vaak niet goed te vergelijken.

De vraag is op welke wijze de nu geplande en onderzochte technologieën voor vergaande verwijdering van micro’s kunnen bijdragen aan vermindering van antibioticaresistente bacteriën en genen. Dit project heeft als doel om hier inzicht in te geven. Door dit project te koppelen aan de al lopende pilots en demo’s binnen het IPMV en het Versnellingsprogramma, wordt op verschillende locaties onderzocht of en in welke mate er sprake is van afname van antibioticaresistentie. Hiervoor is alleen een uitgekiend bemonsterings- en analyseplan nodig.

De pilots en demo’s zijn al gerealiseerd en gefinancierd en alle andere parameters die belangrijk zijn voor de keuze van een technologie van een waterschap worden gemonitord (kosten, CO2-footprint, milieueffecten enz.). Op basis hiervan kunnen waterschappen al voorsorteren op keuzes in inzet van technologieën die wel of niet bijdragen aan verlaging van antibioticaresistentie. In totaal worden 23 installaties doorgemeten (13 pilots en 10 demo’s) onder representatieve procescondities. Het geheel nieuw opzetten van een dergelijk onderzoek (bijvoorbeeld lab/pilot opstellingen met 3 technologieën) zou als nadeel hebben dat dit meer geld kost, waarbij dan ook nog de verschillen van rioolwatersamenstelling en beperkte schaalgrootte leiden minder betrouwbare conclusies.