Skip to main content Skip to main nav

Praktijkonderzoek verspreiden van bagger op het land

Het baggeren van watergangen is belangrijk met het oog op de waterbeheersing en wordt ook steeds belangrijker om waterkwaliteitsdoelen te halen. Het is toegestaan om lichtverontreinigde specie te verspreiden op aanliggende percelen, maar het is de vraag of dit een belemmering vormt voor duurzaam bodembeheer. De meeste inzichten over kwaliteitsontwikkeling van de bodem bij frequente verspreiding van bagger op het land zijn nu gebaseerd op modelberekeningen en maar schaars op praktijkmetingen.

In het project wordt via praktijkonderzoek inzicht verkregen in de gevolgen van het verspreiden van licht tot matig verontreinigde baggerspecie op de bodemkwaliteit van het ontvangende land. Belangrijke vragen hierbij zijn: leidt het frequent verspreiden ervan op de lange termijn tot accumulatie van verontreinigingen in de landbodem in klei- en veengebieden? Wat is de invloed op de lange termijn van frequente verspreiding op meetbare effecten in het bodemecosysteem? Deze uit het onderzoek verkregen inzichten zijn belangrijk om te beoordelen of de gemaakte beleidskeuzes passen binnen duurzaam bodembeheer of dat aanpassingen nodig zijn.

In het onderzoek worden metingen verricht in klei- en veengebieden. Om financiële redenen worden zandgebieden niet meegenomen. De meetlocaties worden samen met waterschappen vastgesteld, op basis van een aantal criteria (2008 - begin 2009). Hierna worden de locaties beschreven (gebruik, hydrologie en waterkwaliteit), bemonsterd (door bagger beïnvloede strook, referentie en waterbodem) en chemisch geanalyseerd (2009). De lotgevallen van de verontreinigingen worden gemodelleerd (2009-2010). In een vervolg op de chemische monitoring vindt in 2010 een biologische monitoring plaats. Het onderzoek wordt afgerond in 2011.

Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van LNV, VROM, VenW, STOWA en de Unie van Waterschappen.